Overslaan en naar de inhoud gaan
  • Mijn knotbomen laten knotten
  • Mijn houtkantlaten afzetten
  • Mijn hakhoutbosjelaten afzetten
  • Ik zoek hout/ Ik wil bomen knotten
  • Meer info
  • Contacteer uw Regionaal Landschap
  • Cursussen
  • Login
Home
  • Mijn knotbomen
    laten knotten
  • Mijn houtkant
    laten afzetten
  • Mijn hakhoutbosje
    laten afzetten
  • Ik zoek hout/
    Ik wil bomen knotten
  • Meer info
  • Contacteer uw
    Regionaal Landschap
  • Cursussen

Meer info

Knotbomen

Wat is een knotboom?

Een knotboom is geen soort op zich, maar het resultaat van een snoeiwijze: het knotten. Je kan van meerdere boomsoorten een knotboom maken door de stam op een bepaalde hoogte af te zagen. Vaak gebeurt dit op 2 tot 4 meter hoogte. Op de ingekorte stam zal een krans van nieuwe takken groeien, ‘de pruik’. Deze takken worden om de 3 tot 12 jaar afgezaagd tot tegen de stam.  Na elke knotbeurt groeien uit de knot nieuwe takken en zo kan je telkens opnieuw hout oogsten van dezelfde boom. Sier- of leibomen, zoals treurwilgen of catalpa’s en ook uitheemse cultivars zoals vb. Italiaanse populier zijn geen knotbomen!

De knotcyclus, de periode tussen twee snoeibeurten, is afhankelijk van het doel (natuurwaarde of gebruikshout) en van de boomsoort (snel- of traaggroeiend). Voor Goed Geknot zoeken we naar een balans tussen ecologie en houtopbrengst. Voor knotwilgen en –populieren is een cyclus van 5 jaar optimaal, 7 jaar voor knotelzen en -essen en 9 jaar voor knoteiken en –haagbeuken.

Samenspel tussen natuur en cultuur

De rijen knotbomen langs weilanden en sloten zijn herkenbaar in het landschap. Meestal gaat het om knotwilgen, maar soms vind je ook knotelzen, -essen, -eiken en -populieren. Deze knotbomen hebben een belangrijke erfgoed-, natuur- en landschappelijke waarde. Ze zijn het resultaat van een samenspel tussen natuur en cultuur, en dat is wat ze zo bijzonder maakt. Onze voorouders ontdekten dat je van bepaalde bomen telkens opnieuw hout kon oogsten, zonder dat de boom stierf. Een enorm voordeel in tijden van houtschaarste!  Het hout werd vroeger gebruikt als brandstof en als grondstof voor o.a. bezemstelen, klompen en allerlei vlechtwerk. Vandaag wordt door de stijgende energieprijzen het gebruik als brandhout weer interessant.

Ecologische schatkamer

Knotbomen kunnen veel ouder worden dan niet-geknotte exemplaren. In en op een knotboom huist een rijk insectenleven. Ook korstmossen, paddenstoelen, mossen en andere planten vinden er een groeiplaats. Knotbomen rotten makkelijk en krijgen holten waarin vogels en vleermuizen zich thuis voelen. En in het vroege voorjaar vinden bijen hun eerste stuifmeel in de katjes van knotwilgen.

Na een knotbeurt bloeit een knotwilg opnieuw pas volwaardig na 3 jaar. Te snel knotten is dus een ramp voor de bijen.  Daarnaast is een knotboom belangrijk voor de versteviging van slootkanten en als welkome beschutting voor vee tegen zon, wind en regen.

Houtkanten en knotbomen verdwijnen vaak op termijn door achterstallig beheer. Ben jij een knotboomeigenaar of –beheerder en kan je zelf niet instaan voor het regulier onderhoud? De knotters van de regionale landschappen kunnen jou helpen zodat de knotboom kan blijven bestaan!

Wanneer laten knotten?

Bomen worden geknot tijdens de winterperiode, wanneer de sapstroom in rust is en de bladeren van de boom zijn gevallen. Knotten gebeurt tussen november en maart. De voorgestelde periode is afhankelijk van de winter- en voorjaarstemperaturen. We raden je aan om je knotaanvraag in te dienen vóór midden oktober. Zo ben je zeker dat we je aanvraag het daarop volgende winterseizoen nog kunnen behandelen.

Goed beheer is goud waard

Om een gemakkelijk te onderhouden knotboom te bekomen met mooie dikke, lange takken, moet je de knotboom één of twee jaar na de knotbeurt ‘stikken’: het groot aantal nieuwe scheuten uitdunnen tot 5 à 15 per boom (afhankelijk van de grootte van de knot).      
Stikken is zowel voor jou als voor de knotter voordelig. Je bomen zijn immers ‘knotrijp’ na de normale aan te houden cyclus, de knotter kan vlotter werken én heeft meer brandhout in ruil voor het geleverde werk. Ook indien je niet hebt gestikt aan het begin van de knotcyclus, is het zinvol om de kleine takken al te verwijderen vóór de knotter langskomt. Het werk gaat dan vlotter en de knotters komen later graag terug! Een Japans snoeizaagje (bv. Silky vouwzaag) is handig gereedschap bij het stikken.  

Houtkanten

Wat is een houtkant?

Een houtkant is een lijnvormige begroeiing, bestaande uit bomen en/of struiken met een totale breedte van 3 tot 8 meter (indien aangeplant: in 1, 2 of 3 rijen). Een houtkant kan bestaan uit 1 boom- of struiksoort of kan gemengd zijn met vele soorten. Een houtkant wordt meestal om de vijf tot tien jaar gekapt.

Waarde van Houtkanten

Vaak zijn houtkanten restanten van een eeuwenoud, kleinschalig landbouwlandschap waarvan  planten en diersoorten afhankelijk zijn. Dieren vinden er voedsel, beschutting en nestgelegenheid. Houtkanten dienen ook als migratieroutes en als hulpmiddel bij de oriëntatie. Ook voor mensen hebben houtkanten een grote betekenis, omwille van hun belevingswaarde en voor de herkenbaarheid van het landschap. Het is daarom belangrijk dat deze kleine landschapselementen behouden blijven en vakkundig beheerd worden.

Beheer van Houtkanten

Het onderhoud van een houtkant vraagt veel werk, maar levert ook veel hout op.

Het hakhoutbeheer houdt in dat de stammen gefaseerd worden afgezet op 10 tot 30 cm boven de grond of boven de bestaande stobbe (afgezaagde stam). De boom wordt best afgezaagd op een hoogte die ongeveer gelijk is aan de diameter van de stam. De stobben krijgen hiermee de kans om opnieuw uit te groeien.

De zaagsnede is best lichtjes schuin, zodat het regenwater er kan afstromen.  Let er wel op om de zaagsnede niet té schuin te maken, zodat de scherpe stronken niet gevaarlijk is voor passerende recreanten.

Het afzetten van een houtkant gebeurt best in de periode van begin november tot eind februari.

De lengte van de kapcyclus is afhankelijk van de boomsoort, de groeisnelheid en de gewenste diameters van het hout:

  • kapcyclus 6 jaar (wilg, gewone es, tamme kastanje, …)
  • kapcyclus 9 jaar (zwarte els, esdoorn, …)
  • kapcyclus 12 jaar (hazelaar, hakhout in holle wegen)
  • kapcyclus 15 jaar (eik, haagbeuk, …)

Bij lange houtkanten wordt het onderhoud best gespreid over een aantal jaar, zodat de natuurfunctie, de schermfunctie en het uitzicht van de houtkant niet ineens verloren gaat.

Het fijnste hout dat niet bruikbaar is, kan versnipperd/verhakseld worden of ter plekke verwerkt worden in een takkenril.

Tijdens het kappen kan er voor gekozen worden om bepaalde bomen (meestal eik of linde) niet te kappen en te laten uitgroeien tot volwaardige bomen. Deze bomen kunnen een ecologische functie krijgen zoals een zangpost voor zangvogels of uitkijkpost voor roofvogels. Bij elke kapbeurt wordt bekeken welke bomen kunnen blijven staan.

Hakhoutbosjes

Wat is een hakhoutbosje?

Een hakhoutbos is een loofbos dat door de mens beheerd wordt en waarbij de houtige elementen stelselmatig worden gekapt tot net boven de stambasis (de stobbe). Net zoals bij een houtkant bestaat het hakhoutbos uit bomen die het vermogen hebben om zichzelf steeds opnieuw te herstellen. Vanuit de stobbe ontstaan dan uitlopers die na verloop van tijd opnieuw ‘geoogst’ kunnen worden. In zo’n bos werd vaak gehakt en gezaagd, vandaar de naam ‘hakhoutbosje’.

Deze vorm van bosbeheer bestaat uit een opeenvolging van kapperiodes afhankelijk van de boomsoort. In de vernieuwingsfase zijn de uitlopers gevoelig voor wildvraat. Om die reden worden hakhoutbosjes soms omsloten met een dichtbegroeide en vaak doornige heg. De grootte van deze bosjes varieert van circa 100 tot 2500m².

Soortensamenstelling

De soortensamenstelling van hakhoutbosjes kan verschillen van streek tot streek. Meestal bestaan hakhoutbosjes uit een combinatie van meerdere soorten en komen ze voor in combinatie met een ondergroei van vroeg bloeiende planten, ruigtevegetatie, struiken en af en toe een opgaande boom. De meest gangbare soorten zijn Wilg, Es, Els, Eik, Linde, Hazelaar en in mindere mate ook Haagbeuk en Iep. De grondsoort en het (toentertijd) gewenst gebruik van het geoogst hout spelen een beslissende rol in de soortensamenstelling van hakhoutbosjes. Zo zijn eikenhakhoutbosjes typerend voor de zandstreek terwijl essenhakhoutbosjes voornamelijk in rivierkleigebieden terug te vinden zijn.

Ecologische schatkamer

Het hakhout dat door middel van dit type bosbeheer gegenereerd wordt, fungeert als sinds oudsher als brand- en geriefhout. Vandaag de dag worden hakhoutbosjes eveneens gekoesterd vanwege hun soortenrijkdom en hun ecologische waarde. Voor tal van vogels vormt de gevarieerde en tijdelijke structuur van hakhoutbosjes een aantrekkelijk biotoop.  Maar ook wat betreft fauna bieden hakhoutbosjes heel wat variatie. Het is dan ook van belang om de hakcyclus in stand te houden willen we het hakhoutbos als verrijking in het landschap behouden.

Beheer

Bij het beheer van een hakhoutbos wordt het behoud van de natuurlijke rijkdom zoveel mogelijk nagestreefd. Er wordt een hakcyclus van zes tot tien jaar bij Essen, Elzen, Lindes en Veldesdoorns, en een cyclus van tien tot vijftien jaar bij Eiken en Haagbeuk toegepast. Hierbij worden de overjarige staken telkens tot op de stobbe afgezet. Voor de fauna en flora is het belangrijk dat de verschillende fasen en hun respectievelijke vegetatiestructuren naast elkaar blijven bestaan. Het beheer wordt daarvoor gefaseerd toegepast. Doorgaans worden hakhoutbossen beheerd in de periode van begin november tot begin maart.